0

Staatssecretaris informeert Kamer over Chroom-6-onderzoek

Staatssecretaris Barbara Visser heeft vandaag de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van het Chroom-6 onderzoek van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het onderzoeksinstituut heeft op verzoek van Defensie een historisch onderzoek gedaan naar het gebruik van Chroom-6 op POMS-locaties (prepositioned organizational material storage). Het onderzoek betreft de periode waarin op de POMS-locaties is gewerkt tussen 1984 en 2006.

Een zogenoemde paritaire commissie zorgde voor onafhankelijke begeleiding van het RIVM onderzoek. Die bestond onder andere uit vertegenwoordigers van de vakbonden, Defensie en een onafhankelijke wetenschappelijk expert onder voorzitterschap van de heer R.L. Vreeman. In de vandaag verstuurde Kamerbrief gaat de staatssecretaris in op de conclusies van het RIVM onderzoek en de aanbevelingen van de paritaire commissie.

Conclusies RIVM-onderzoek

Het onderzoek concludeert dat (oud-)defensiemedewerkers op de 5 POMS-locaties zijn blootgesteld aan chroom-6. De mate van blootstelling varieert per functie. De mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling zijn divers. Het varieert van kankervormen tot allergieën en chronische longziektes. Doordat de meeste van de ziekten ook andere oorzaken kunnen hebben, kan in veel gevallen niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze ziekten bij (oud-) medewerkers het gevolg zijn van blootstelling aan chroom-6 op de POMS-locaties. De kans op het optreden van een ziekte neemt in de regel echter toe als de blootstelling aan chroom-6 intenser was en/of langer duurde.

Daarnaast concludeert het onderzoeksinstituut dat Defensie in het verleden verzuimde om (oud-) medewerkers voldoende te informeren over de risico’s van het werken met Chroom-6. Het ontbrak tevens tot medio jaren 90 aan maatregelen om veilig te kunnen werken met chroom-6. Visser: ‘‘Het is nu duidelijk dat Defensie in het verleden verzuimde om deze (oud-)collega’s voldoende te beschermen en ook niet als werkgever heeft voldaan aan haar zorgplicht. Dit betreur ik ten zeerste en bied ik mijn excuses voor aan. De tijd kan ik niet terugdraaien maar Defensie zal, zoals vanaf het begin van het RIVM-onderzoek is aangegeven, zijn verantwoordelijkheid nemen en onze (oud-)collega’s nazorg blijven bieden waar nodig.’

Aanbevelingen

De paritaire commissie heeft op basis van het RIVM onderzoek 4 aanbevelingen gedaan. Aan de 1e is inmiddels voldaan. Defensie heeft in overleg met de bonden een regeling opgesteld voor de (oud-) medewerkers van de POMS-locaties die ziek zijn geworden door het werken met chroom-6 of hun nabestaanden. Visser: “Ik zie toe op een goede, toegankelijke en soepel verlopende uitvoering van de regeling. Daarbij ben ik mij volledig bewust van het feit dat geen enkele financiële uitkering het leed, de onzekerheid en het verdriet bij betrokkenen, familieleden of nabestaanden kan wegnemen.’’

De 2e aanbeveling heeft betrekking op de nazorg voor de betrokkenen. Visser weet dat er bij hen veel leed en verdriet is. “Ik acht het van groot belang om de nazorg goed in te vullen en te organiseren. De nazorg en ondersteuning die nu al wordt geboden wordt gehandhaafd en indien gewenst aangepast.”

Preventie

De 3e aanbeveling richt zich op preventie. De ontwikkelingen binnen Defensie op het gebied van veiligheid sluiten hier op aan. Recentelijk is het plan van aanpak ‘Een veilige defensieorganisatie’ gepresenteerd. Met 40 concrete maatregelen wordt de veilige werkomgeving bij Defensie versterkt. Recentelijk is er onderzocht of er veilig wordt gewerkt met chroom-6. Uit deze onderzoeken blijk dat er afdoende maatregelen worden genomen om veilig te werken met chroom-6. Het aanpakken van de meer structurele maatregelen, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van state-of-the-art spuitcabines, heeft de volle aandacht maar vergt helaas meer tijd. De verbeteracties hiervoor zijn al opgestart.

De laatste aanbeveling gaat over de aanvullende onderzoeken naar het gebruik van chroom-6 op andere defensielocaties en het gebruik van CARC (Chemical Agent Resistant Coating) op POMS-locaties. Deze onderzoeken worden momenteel opgestart en zullen onder inhoudelijke aansturing door de paritaire commissie door het RIVM worden uitgevoerd.

 

Aanleiding

In de loop van 2014 bleek sprake van een toenemend aantal meldingen van gezondheidsklachten bij (oud-)medewerkers die op POMS-locaties hebben gewerkt. Hierop besloot toenmalig minister Jeanine Hennis-Plasschaert in maart 2015 tot een onderzoek. Dit is uitgevoerd door het RIVM (coördinatie), de Universiteit Utrecht, TNO en de Maastricht University.

Robin Hood in Beilen

Ferre van de Nadort werkt in Beilen als bedrijfsjurist vanuit het kleine voormalig NS-stationsgebouw aan grote zaken. Een deel van de week werkt hij voor nop, voor mensen die in de verdrukking zitten in spraakmakende zaken. ,,Ik ben niet money-driven.’’

Het valt direct op, de prachtige uitvergrote foto tegen de wand achter zijn bureau, van een Afghaans meisje, met op de achtergrond vaag silhouetten van militairen. Het individuele meisje staat centraal, niet de patrouillerende militairen. Ze kijkt elk bezoek recht in de ziel. De foto staat symbool voor de keuze die de jurist – ,,zeg maar Ferre” – heeft gemaakt: altijd de kant kiezen van het individu.

De foto kreeg hij van Rinze Klein, een voormalig defensiefotograaf, die hij bijstaat in een zaak tegen Defensie vanwege zijn posttraumatische-stressstoornis (PTSS). De combat-fotograaf raakte psychisch verstrikt in de afschuwelijke beelden die hij niet meer van zijn netvlies kreeg na tien jaar in de frontlinies. De uitvergroting – op de gang hangt er nog eentje, óók met kinderen – was zijn manier om Van de Nadort te bedanken voor zijn juridische hulp. Mede door Van de Nadort klom hij uit het moeras.

De jurist huurt het voormalig NS-gebouwtje in Beilen. Uiterlijk lijkt zijn kantoor nog altijd een kaartjesbalie. Niet verwonderlijk dus dat het gesprek wordt onderbroken door een reiziger die binnen loopt en vraagt of hij er een kaartje kan kopen. De treinreiziger heeft het rode bedrijfslogo gemist van Van de Nadort ondernemingsrecht & bedrijfsrecht op het voormalige stationsgebouw, waar nog altijd het blauwwitte NS-logo op prijkt.

 

PERSOONLIJKE ONTWIKKELING

Het is maandagochtend, binnen hangt nog de hitte van het tropische weekeinde. Dit is het domein van Ferre van de Nadort, landelijk bekend vanwege een aantal zeer spraakmakende zaken, waarmee hij geregeld de krantenkolommen haalt en aanschuift bij tv-programma’s.

Dat zijn zaken waarvoor hij cliënten geen stuiver vraagt. Van de Nadort is voor alles bedrijfsjurist. Kan erg goed contracten opstellen en uitonderhandelen, zegt-ie zelf. Hijzelf is er erg bescheiden over, maar de contracten waarover hij onderhandelt zijn bijvoorbeeld over grote infrastructurele projecten, waarmee duizelingwekkende bedragen zijn gemoeid. „Maar die moet je niet noemen, hé.” Sterker, hij is er zó goed in, en zijn klanten dermate tevreden, dat hij het zich kan permitteren een deel van de week zich in te zetten voor mensen die finaal in de knel zitten. Gratis. Zoals voor Drentse en Groningse provincieambtenaren die kapot werden gemaakt door falend onderzoek door een particulier recherchebureau, voor klokkenluiders of mensen met posttraumatische-stressstoornisklachten door hun werk bij defensie of politie.

Die keuze – om een deel van de week te werken voor cliënten die geen rekening krijgen – is het resultaat van de persoonlijke ontwikkeling van Ferre van de Nadort, die startte als luchtmacht-beroepsofficier bij Hawk-luchtafweerrakketten, rechten ging studeren in zijn eigen tijd bij de Open Universiteit, en daarna aan de slag ging als jurist bij de stafgroep Juridische Zaken van de luchtmacht.

Op die Haagse afdeling – kloppend hart voor het maken van keuzes in militaire missies in het buitenland – maakte hij een radicale keuze in zijn leven. Voor het individu. We maken de afspraak dat we dáárover spreken in zijn kantoor. Een keertje niet de spraakmakende dossiers centraal, die wel op de grond slingeren in zijn kantoor, maar de man erachter. Na het gesprek belt hij nog een keertje terug: ,,Over dossiers praten is veel gemakkelijker”, erkent hij.

Van de Nadort zit jarenlang bij de 3e Groep Geleide Wapens (3 GGW), gestationeerd op een legerkamp bij het Duitse stadje Blomberg, maar feitelijk is hij bijna constant op pad met zijn crew en hun Hawk-luchtafweersysteem. Waar precies hij al die jaren is geweest met die raketten, mag hij nog altijd niet zeggen. ,,Dat is verboden terrein.”

De crewcollega’s zijn allemaal slimme jongens, die elkaar bij de voornaam aanspreken, een hechte groep vormen en arrogante praatjes onderling niet dulden. In het laatste jaar leert hij zijn huidige echtgenote kennen. ,,Elke dag stuurde ik een kaartje naar huis, dat ik er eigenlijk geen zin meer in had, altijd van huis zijn. Ik zag ook geen persoonlijke ontwikkeling in die functie.”

 

BUL

In 1996 besluit hij te gaan studeren, bedrijfsrecht, aan de Open Universiteit. Na vijf jaar haalt hij zijn bul. Defensie vraagt hem ook internationaal humanitair oorlogsrecht te studeren. Hij studeert af op ‘robotic warfare’. Als defensiejurist werkt hij aanvankelijk voor de behandeling van bezwaar- en beroepsschriften. In december 1998 stroomt hij door naar de afdeling Juridische Zaken, waar hij kapitein wordt. ,,Als je ambities hebt, is dit het hoogste doel binnen de luchtmacht, de afdeling die zich bezig houdt met de operationele inzet en de juridische aspecten”, zegt Van de Nadort.

Als defensiejurist focust hij zich eerst op letselschadezaken, dossiers die niet bepaald populair zijn onder collega’s die zich liever buigen over operationeel recht, maar hem juist de kans bieden ‘een eigen huisje te hebben met een hoop vrijheid’. Posttraumatische stressstoornis (PTSS) is dan nog een onbekende term. Vaag dringen berichten door over aandoeningen bij militairen die dan nog het Cambodja Klachten Syndroom worden genoemd. Pas in 2001 wordt PTSS voor het eerst genoemd in een letselschadedossier. Van de Nadort wordt specialist. Die zaken blijft hij jarenlang doen, zelfs nadat hij is afgezwaaid.

Zijn positie op Juridische Zaken wordt onhoudbaar in 2003, als de Nederlandse politiek akkoord gaat met het Nederlandse aandeel in de Stabilisation Force Iraq; meer dan 7.700 Nederlandse militairen worden naar Irak gestuurd om de vrede te beschermen.

Van de Nadort zit in het epicentrum van de voorbereiding op die missie. ,,Voor mij werd duidelijk dat we een ‘peace-keeping-operatie’ maakten van Irak, terwijl het daar allerminst vrede was. Dat is mijn Waterloo geweest bij Defensie. Je moet je voorstellen: ik begin er ‘s ochtends aan de koffietafel over met de collega-juristen die niet letterlijk weglopen, maar er ook niets van willen horen. Ik merkte: verboden terrein, om vraagtekens te zetten. Politiek is geen issue, defensie is een uitvoerende organisatie, dus doen we het.’’

Van de Nadort is zwaar teleurgesteld over het kamerdebat voorafgaand aan de missie. ,,Ik kreeg sterk de indruk dat het debat er alleen was voor de dossiervorming: voor de vorm een soort protest. Maar in een kamerdebat verwacht je een zinvolle discussie over welk wespennest we ons hoofd insteken. Bush had gezegd: het is vrede, dus ging het alleen over welke middelen we zouden meegeven met de ‘vredesmissie’. Ik vond het niet kloppen, geloofde er niks van dat het er vrede was. Elke dag ontploften bermbommen, waren er aanslagen op militairen. Het kamerdebat was een toneelspel waarmee achteraf gezegd kon worden ‘we waren nimmer helemaal voorstander’.

En daar zit hij dan, met zijn gewetensnood, op dé afdeling waar de juridische kant van militaire missies van de luchtmacht worden voorbereid, waar keuzen worden gemaakt over de rules of engagement voor de militairen: de sectie operationeel recht bij de stafgroep juridische zaken van de Koninklijke Luchtmacht.

,,Ik vind dat je mensen geen oorlog moet aandoen, tenzij je echt niet anders kunt. Het is zo’n tegenspraak dat je vrede brengt door met een leger naar binnen te rossen.” Hij zucht: ,,Overal ter wereld willen mensen hun kinderen opvoeden, een stabiel bestaan, een boterhammetje verdienen. Dat is universeel, zelfs in Afrika waar je zou denken dat het compleet is losgeslagen. Hoe meer je aan dat bestaansrecht peutert, hoe erger het is. Als je ergens naar binnen walst met een vreemde mogendheid, weten de bewoners niet of ze over een paar dagen nog leven. Die vreemde militairen schieten op alles wat rondrent, dat geeft zo’n extreme onzekerheid, daar doe je mensen nooit goed mee.”

 

ZWAAIT AF

Hij kan er onmogelijk blijven. Hij stapt naar een leidinggevende, wetende dat hij daarmee zijn carrière beëindigt. ,,Dan kan je niet verder met elkaar; mijn functie was het voorbereiden van missies, dat is dan geblokkeerd.” Hij springt op van de tafel, en haalt uit de boekkast Just & Unjust Wars, een standaardwerk over de ethiek van oorlog voeren, waarbij de auteur in een herdruk nadrukkelijk verwijst naar de verkeerde keuze voor oorlog in Irak.

,,Begrijp me goed, ik vond een goede oorlogsfilm vroeger heel leuk. Maar als je ouder wordt, krijg je zicht op het persoonlijke leed dat mensen wordt aangedaan. Over oorlogen wordt amper gesproken op individueel niveau, het altijd over het collectief. Maar het zegt niks dat in de eerste maanden van de oorlog in Irak 125.000 burgers zijn omgekomen. Zo’n groot getal is bijna irrelevant. Het verdwijnt en wordt als het ware gebagatelliseerd. Het wordt pas tastbaar als je op individueel niveau gaat kijken. Al die mensen die zijn doodgegaan. Mensen zoals jij en ik, geen militairen. Alleen omdat je in Irak bent geboren. Wat doet het met mensen in Afghanistan dat wij er rondbanjeren? Het is makkelijk te zeggen dat het een strijd is tegen de Taliban, lekker stigmatiserend, een vorm van framing. Al die Afghanen staan echt niet achter de Taliban. Saddam was ook slecht, staat buiten kijf, maar waarom ga je die bevolking zo’n hoop ellende aandoen met een oorlog, terwijl ze helemaal niet achter zijn beleid staan? Er is geen Nederlandse missie geweest waarvan ik dacht dat het helemaal klopte, behalve Joegoslavië, alleen toen kregen onze militairen onvoldoende middelen.”

Hij heeft zijn buik vol van defensie. Hij zwaait af. Focust zich op bedrijfsrecht, eerst bij een kantoor, binnen een jaar met zijn eigen kantoor. ,,Lekker veilig, niet meer overspoeld worden door gepieker en gevoelens van onmacht.”

Als ‘PTSS-expert’ behandelt hij nog enkele oude dossiers, en lobbyt door het hele land voor aandacht voor PTSS. Toen daar voldoende maatschappelijk aandacht voor was, liet hij dat ook los. ,,Een tijdje alleen bedrijfsrecht, liep gewoon lekker, focussen op het ophouden van mijn eigen broek.”

Maar dan komt het eerste telefoontje. Heeft niets te maken met bedrijfsrecht. Maar wél met onrecht op individueel niveau. Van een buitendienstmedewerker van de provincie Drenthe, belast met de controle van fietspaden, die werd beschuldigd van fraude. ,,Ik betrapte me erop tijdens het telefoontje dat ik dacht: ‘nou, er zal wel wat aan de hand zijn’. Ik schrok van mezelf. Hoezo? Omdat een provincie dat roept? Als iedereen zo denkt, gaat zo iemand de vernieling in. Ik besloot die man te helpen.’’

Het wordt een verbijsterende rollercoaster van maar liefst acht dossiers: medewerkers van de provincies Drenthe, Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen die van fraude waren beschuldigd na schandalig slecht ‘integriteitsonderzoek’ van een particulier recherchebureau. Mensen die letterlijk aan de grond waren geraakt.

Bedrijfsjurist Van de Nadort bekommert zich om hen. Hij laat de werkgevers en het recherchebureau alle hoeken van de boksring zien. De eigenaresse van het omstreden recherchebureau wordt uiteindelijk ontslagen bij de politieacademie, waar ze ook nog eens bleek les te geven, terwijl dit wettelijk verboden is.

 

DAG IN DE WEEK

Hij besluit het structureel aan te pakken door zich één dag in de week te bekommeren om mensen die ‘onterecht ontslagen’ zijn, zoals hij ook de website doopt die hij speciaal daarvoor opricht. Zaken waarmee hij niets verdient, maar die hij kán doen vanwege zijn succesvolle praktijk bedrijfsrecht. ,,Als je het doet, moet je het goed doen”, herhaalt hij drie maal tijdens het gesprek.

,,Deze zaken zijn niet te winnen als je onder toevoeging (op kosten van de overheid, red.) werkt. In de sociale advocatuur werk je voor 100 euro per uur, maximaal 10 uur. Maar aan die zaak heb ik wel 400 à 500 uur besteed. Dus je moet er wel een money-maker naast hebben wil je dit goed doen. Ik heb er serieus minder door verdiend dat jaar. Als je puur commercieel opereert, niks mis mee, dan kan je gaan voor winstmaximalisatie. Maar als je nadenkt over wat je met je leven wilt, kan je ook denken: ik heb genoeg. Ook voor mijn vrouw was dat geen issue. Zij weet dat ik altijd bezig ben met goed en slecht, net zoals ik bij defensie piekerde of zaken wel klopten. Dit is constructief. Daarom voel ik ook nooit een tegenslag in een dossier, dat maakt alleen maar strijdvaardiger.”

Sinds zijn allereerste tv-optreden, bij Brandpunt in 2014, over de ‘fietspadencontroleur’ krijgt hij dagelijks telefoontjes van mensen die radeloos zijn, en zijn hulp zoeken, maar hem eigenlijk niet kunnen betalen. ,,Op dit moment lopen er veel PTSS- en klokkenluiderszaken. Hoe ik kies? Hoofdregel is ‘als je iets doet, moet je het goed doen’. En no man left behind, niemand mag aan zijn lot worden overgelaten in onze maatschappij. Maar ik heb beperkingen in mijn eigen tijd. In beginsel moet ik altijd een boterham blijven verdienen. De bedrijfsrechtpraktijk is het belangrijkst.”

En hij zegt ook nee. ,,Ik krijg genoeg mensen met fantastische verhalen die niet te onderbouwen zijn. Zelfs als ik ze geloof, maar de onderbouwing ontbreekt, begin ik er niet aan. Je geeft anders mensen ook hoop, hè?! Ik wil mijn tijd nuttig besteden, en wil het leuk vinden. Soms moeten mensen hun verlies nemen. Ik had eens een man, van wie ik dacht: ga in vredesnaam psychologische hulp zoeken. Ik zei hem: ‘U heeft geen zaak, meneer, geef het een plek.’ Best hard, maar later belde zijn echtgenote en bedankte mij: ‘Fantastisch advies, nu kan hij eindelijk stoppen met die zaak’.”

,,Ik denk wel vaker dat iemand helemaal niet is gediend bij rechtshulp. Omdat ze dan 5, 6 jaar bezig zijn om hun gelijk te halen. Maar het pure gelijk is voor mij niet genoeg. Ik help als je financieel helemaal de vernieling in dreigt te draaien, als je leven op de kop staat, en je een reële zaak hebt. Het gebeurt vaak dat mensen vast zitten in een fixatie, een oneerlijkheid op de werkvloer, maar dat is niet mijn taak.”

,,Klokkenluider zijn alleen is niet genoeg voor gratis hulp. Ik heb mensen die finaal aan de grond zitten, een zwervend bestaan leiden. Met hen spreek ik nooit over geld. Er zijn er voor wie ik de proces-kosten zelfs heb betaald, omdat de zaak, de méns het waard was.”

Ook bij PTSS-dossiers bewaakt hij zijn grenzen. ,,We spreken altijd af dat we niet praten over wat er is gebeurd. Daar zijn zorgverleningstrajecten voor, en hulpverleners. Ik zou schade kunnen veroorzaken als ik mijn hulp niet beperk tot het juridische. O ja, je vroeg hoe ik kies…het moet ook een zaak zijn die ernstig genoeg is, en het moet een strijd zijn voor een goede zaak.” Hij tikt nog weer eens op de cover van het boek Just & Unjust Wars: ,,Het meest gemotiveerd zijn mensen als ze op de juiste manier vechten, met eerlijke middelen, waar ze moreel volledig vrede mee hebben, voor een juist doel. Dan kun je het lang volhouden.”

 

WANNABEES

Zijn nieuwste dossier kwam vorige week groot in NRC, over drie leden van de Groep Luchtmacht Reserve, getraumatiseerd door hun uitzending naar de internationale legerbasis in Kandahar. Gewone jongens – werkplanner, monteur, activiteitenbegeleider – die als vrijwilligers ineens belandden in Afghanistan. Waar de raketten hen letterlijk om de oren vlogen, en ze ook nog eens met de nek werden aangekeken door hun beroepscollega’s, die hen uitscholden voor ‘kutreservisten’ en ‘wannabees’. ,,In Nederland beseft men niet dat legerbasis Kandahar een stadje is met 26.000 militairen, waar op betonblokken de ‘tags’ staan van beruchte bendeleden uit New York. Niemand weet dat je daar ‘s nachts niet veilig bent als je in ‘verkeerde’ delen van de basis belandt.”

Zijn gratis werk gaat nu mee in de planning, soms wel 20, 30 uur per week. ,,Maar ja, ik heb ook op kosten van de samenleving mijn bul gehaald. Ik vind dat je een plicht hebt te doen waar de maatschappij het het meeste aan heeft.”

Hij had ook fabelachtig veel geld kunnen verdienen in het Amsterdamse zakendistrict De Zuidas. ,,Ja, had gekund, wil ik niet, geen leuke mensen, hè. Die sfeer staat mij niet aan.”

,,Ons werk is normaal gesproken erg money-driven: als je de hele week werkt moet je 60 uur declareren. De minimale declaratie-eenheid is eentiende uur. Dus wat zeggen ze tegen hun secretaresse? Alle telefoontjes opsparen, die bel ik wel terug tussen half vijf en vijf uur. Die gesprekken hou je dan ultra kort; twee minuten maximaal, en dan vijftien klanten achter elkaar bellen. Dan kan je in een half uurtje anderhalf uur declarabel draaien. Dat zijn de trucs. Als je in de auto naar een klant rijdt, bel je een andere klant. De ene bereken je reistijd, de andere beltijd. Ik zeg niet dat iedereen……”, hij schiet in de lach…., ,,nou…eigenlijk denk ik dat wél.”

,,Voor mij hoeft dat geld niet zo. Carrière hoef ik ook niet. Status is niet belangrijk, maakt me echt allemaal niets uit. Je moet alleen voldoende verdienen om een zinvolle rol te hebben. Er komt doorgaans een bult ellende op mijn cliënten af, het laatste dat ik wil is dat iemand met psychische klachten ook nog moet vrezen dat als hij de zaak wint al het geld naar Van de Nadort gaat. Never, nooit, gaat niet gebeuren! Ik vind wel dat mijn opponent uiteindelijk de factuur moet gaan betalen, want we zijn soms jaren verder. Maar je stopt er altijd veel, veel meer tijd in dan dat je vergoed krijgt.”

‘Gratis’ kent nuances. ,,Mensen die een goed inkomen hebben, kunnen ook wat betalen. Niet alles is voor niets. Wat écht gratis is, daar zit een strenge selectie op. Dan moet iemand misschien een paar maanden wachten voordat ik eraan begin. Er is een planning voor zaken die ik 100 procent voor nop doe. Daar zit op een gegeven moment een stop op. Het ene vat moet wel gevuld blijven.” Daarom zal hij de kosten immer proberen te verhalen op de tegenpartij, onder het mom ‘de vervuiler betaalt’.

Zijn gratis hulp zal nimmer ten koste gaan van zijn bedrijf. ,,Ik denk dat ik goed ben in het maken en onderhandelen van contracten. Als ik genoeg verdien, kan ik andere mensen helpen. Dat zijn communicerende vaten. Je kunt alleen een reddingsboei zijn als je zelf ook kunt drijven. Bedrijfsrecht vind ik superleuk, en die andere zaken vind ik belangrijk.”

0

Bespoediging CLSK chroom-6 spuitcabines

0

Memo – Voorkomen van blootstelling aan chroom VI bij handelingen met rookgranaat 155 mm

In dit memo worden degenen die in aanraking zijn geweest met het type en LOT nummer SIL81-3, bijvoorbeeld tijdens schietoefeningen of transport, aangeraden een formulier Dfe 050a in te vullen en in te leveren bij de personeelsfunctionaris. Verder worden veiligheidsmaatregelen geadviseerd over de wijze waarop blootstelling kan worden voorkomen.

 

 

0

Plan van aanpak verlaging grenswaarde chroom-6

Met ingang van 1 maart 2017 wordt een nieuwe, verlaagde grenswaarde voor chroom-6 van kracht. Werkgevers, en dus ook het Ministerie van Defensie, dienen een plan van aanpak te hebben om duidelijk te maken op welke termijn en hoe zal worden voldaan aan de nieuwe wettelijke grenswaarde.

Voor die wapensystemen (zoals de C-130) waarvoor de OEM nog geen chromaatvrije verfsysteem ontwikkelt is, is de DMO zelf een traject gestart. Dat vraagt samenwerking met het Kenniscentrum Bedrijfs- & Brandstoffen en het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) om certificatieplannen op te stellen voor een chromaatvrije verfsysteem. Met behulp van zo’n certificatieplan kan vervolgens een chromaatvrije verfsysteem worden goedgekeurd. Het aanbrengen gebeurt dan tijdens de (eerstvolgende) onderhoudscyclus. Het gaat dan om lange termijn planning (2019 en verder).

 

Uittreksel inhoud:

Uitgangspunt van de (Europese) wetgeving is het uitbannen van kankerverwekkende stoffen. Deze verplichting betekent ook het vervangen van chroom-6 waar dat technisch mogelijk is. Voor de losse bedrijfsstoffen is de eerste vervanging gerealiseerd. De stoffen waarvoor vervanging nu nog niet mogelijk is, zijn de vereiste middelen in het kader van luchtwaardigheidsborging. Voor materieel dat chroom-6 bevat Iigt de vervangingsplicht complexer. Enerzijds betreft het luchtvaartuigen waarvoor het gebruik van chroom-6 vaak nog noodzakelijk is, anderzijds gaat het om ander groot materieel (m.n. voertuigen en ondersteunende systemen). Voor materieel waarin chroom›6 aan- wezig is, moet een afweging plaatsvinden tussen vroegtijdige vervanging (voor einde levensduur) en de risico’s op een (mogelijke) blootstelling tijdens onderhoud. Voor nieuw materieel voert DMO al een actief aankoopbeleid dat is gericht op het uitbannen van gevaarlijke stoffen door het toepassen van de “List of Banned and Restricted Substances” (LBRS). De toepassing op nieuwe systemen wordt alleen (middels een tijdelijke waiver) toegestaan indien er geen alternatief is en chroom-6 als enige middel de veiligheid en prestaties van het wapen- systeem kan borgen. Dit past binnen de verplichting voor DMO én de andere assortimentsmanagers of eenheden die (decentraal) inkopen. Het Veiligheidsmanagementsysteem Defensie (MP12- 100) verplicht elke inkopende instantie tot het uitvoeren van een Arbo- en Milieu Risico Analyse (AMRA) en het aanleveren van deze informatie en aanwijzingen voor de gebruiker. Indien chroom- 6-houdend materieel noodzakelijk is, vereist dit een continue aandacht gedurende de gehele Iifecycle.

Maatregel: DMO en assortimentsmanagers borgen het toepassen van de LBRS en het uitvoeren van een AMRA, leggen de resultaten vust en informeren de gebruiker hierover (incl. te nemen beheersmaatregelen). Onder borging wordt ook verstaan het periodiek nagaan of dit in praktijk daadwerkelijk gebeurt.

Voor luchtvaartsystemen werkt DMO via meerdere sporen aan het reduceren van chromaathoudende stoffen op de wapensystemen van CLSK. Bij verschillende vliegtuigtypen is er bij de Original Equipment Manufacturer (OEM) reeds op aangedrongen om op chromaatvrije onderdelen over te stappen. Deze OEM’s waren al bezig chroom-6 te reduceren of zijn daar inmiddels mee gestart. Voor chromaat houdende onderdelen worden alternatieven gezocht in diverse ontwikkelings- en certificeringsprogramma’s. Hoewel deze programma’s waarschijnlijk niet eerder dan 2019 of later gecertificeerde chromaat vrije onderdelen of verfsystemen op zullen leveren (wegens Iangdurige blootstellingstesten van chromaatvrije verf in de buitenlucht), verwacht de DMO niet dat zij zelf deze onderdelen of verfsystemen sneller kan realiseren. Daarom wordt gewacht op de ontwikkeling door de OEM. Een voorbeeld van deze ontwikkeling is het Toxic Metals Reduction Program van de US Army voor de Chinook en Apache.

Voor die wapensystemen (zoals de C-130) waarvoor de OEM nog geen chromaatvrije verfsysteem ontwikkelt is, is de DMO zelf een traject gestart. Dat vraagt samenwerking met het Kenniscentrum Bedrijfs- & Brandstoffen en het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) om certificatieplannen op te stellen voor een chromaatvrije verfsysteem. Met behulp van zo’n certificatieplan kan vervolgens een chromaatvrije verfsysteem worden goedgekeurd. Het aanbrengen gebeurt dan tijdens de (eerstvolgende) onderhoudscyclus. Het gaat dan om lange termijn planning (2019 en verder). Bij een succesvolle certificatie kan het certificatieplan ook als blauwdruk voor andere wapensystemen gebruikt worden. Voor de Gulfstream is reeds een door de OEM gecertificeerd chromaatvrij verfsysteem beschikbaar. Afhankelijk van de beslissing om langer door te vliegen met de Gulfstream wordt besloten of het nog passend is om de Gulfstream aan de buitenzijde van chromaatvrije verf te voorzien.

Het is overigens fysiek onmogelijk om chromaathoudende verf van de binnenzijde van luchtvaartuigen (het airframe) te verwijderen: hiertoe zou een vliegtuig of helikopter geheel uiteen genomen moeten worden. Het is daarom van belang dat maatregelen en middelen tegen de (mogelijke blootstelling aan chromaathoudend stof tot het einde levensduur van alle huidige wapensystemen beschikbaar blijven.

Maatregel: DMO stelt in samenwerking met CLSK voor 1 augustus 2017 een plan op om voor het (gedeeltelijk) vervangen van chroom-6 in luchtvaartsystemen

Voor de nieuw in te voeren F-35 is een minimalisatie van het gebruik van gevaarlijke stoffen (incl. chroom-6-houdende verfsystemen) één van de uitgangspunten geweest bij het ontwerp. Tijdens de ontwikkeling van het F-35 toestel bleek toch dat het noodzakelijk was om chroom-6-houdende verfsystemen toe te passen op specifieke plaatsen (zoals in de fuel-tanks). Volledige uitsluiting van het gebruik van chroom-6 is op dit moment niet te realiseren, omdat voor dit soort toepassingen er geen technisch gelijkwaardige alternatieven voorhanden zijn. DMO moet bewaken, dat voor deze niet te vervangen stoffen, op tijd autorisaties of uitzonderingen voor gebruik worden aangevraagd, maar ook dat steeds wordt gezocht naar alternatieven. De fabrikant geeft hierover aan: “F-35 has various R&D projects in process to eliminate remaining hexavalent chrome products and continues to monitor REACH Authorizations and developments.” Het Nederlandse regime voor chroom-6 is onverkort van toepassing op het opereren met en onderhouden van de Nederlandse F-35’s. De technische documentatie van de F-35( Joint Technical Data (JTD)) en de Material Safety Data Sheets(MSDS) geven aan, hoe veilig moet worden gewerkt. Deze documenten moeten overeenkomen met de Nederlandse wetgeving. De MSDS’n worden omgezet in artikelveiligheidsinformatiebladen (AVIB) en werkinstructies. Defensie moet gedurende de levensduur van de F-35 blijven nagaan welke verbeteringen volgens de stand der techniek en wetenschap mogelijk zijn.

Maatregelen:

– DMO initieert acties richting OEM om te voorzien in alternatieven voor chroom-6 in de F-35 en bijbehorende ground support equipment

– DMO levert chroom-6 relevante informatie m.b.t. F-35 en ground support equipment aan CLSK en verifieert de technische documentatie op voldoen aan de Nederlandse wetgeving

Voor niet-luchtvaartsystemen geldt dat het toepassen van chroom-6 niet is toegestaan; voor voertuigen is het gebruik vanaf het jaar 2000 verboden. Oude voertuigen hebben vaak een chroom-6 houdende grondverflaag (primer). Deze wordt niet meer vervangen…

0

Nota Vervanging spuitcabines CLSK ivm chroom-6

0

CLSK ambitie Chroom VI vrije coatingsystemen

Door de luchtmacht wordt aangegeven dat zij voorstander zijn ven het invoeren van chroom (VI) vrije coatings. 

 

Inleiding

De carcinogene eigenschappen van het door de mens geproduceerde zes- waardige Chroom zijn genoegzaam bekend. Ondanks meerdere inspanningen van de Militaire Type Certificaat Houder Organisatie (MTCHO) bevatten de voorgeschreven coatingsystemen voor de type Iuchtvaartuigen in gebruik bij LSK Chroom (VI) en vormen daarmee een gevaar voor de gezondheid van de medewerkers van LSK.

 

Arbeidshygiënische strategie

De te nemen maatregelen ter bescherming van de gezondheid van werknemers kent een wettelijk voorgeschreven volgorde; de arbeidshygiënische strategie. Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen vormt hierbij het Iaagste niveau van bescherming. Voor Chroom (VI), een stof met bewezen carcinogene werking, geldt echter een strenger regime, een Iagere stap in de hiërarchie mag alleen worden genomen als een hogere maatregel technisch niet uitvoerbaar is gebleken. De focus dient in eerste instantie dus te liggen op de bronaanpak, het toepassen van Chroom (VI) vrije coatings.

 

Vervanging

In diverse Kamerstukken is onze Minister vorig jaar al ingegaan op voornoemde arbeidshygiënische strategie en het felt dat Defensie zoekt naar alternatieven voor Chroom (VI) houdende coatings. Om nadere invulling te geven aan deze strategie zal de DMO in haar rol als MTCHO het voortouw moeten nemen. Op zijn minst dient de opdracht te worden gegeven aan de Original Equipment Manufacturers (OEM) van de verschillende type Iuchtvaartuigen om onderzoek uit te voeren naar Chroom (VI) vrije coatingsystemen, de mogelijke effecten ervan op de (bIijvende)Iuchtwaardigheid en eventuele flnanciële en operationele consequenties van dergelijke Chroom (VI) vrije coatings. Echter bij uitblijvende initiatieven van de OEM kan Defensie zelf een pro-actieve rol aannemen en onderzoek (Iaten) uitvoeren, al dan niet in samenwerking met de OEM.

 

Driehoeksoverleg

De MTCHO wordt verzocht om de opzet, voortgang en uitkomst van genoemd onderzoek te bespreken in de betreffende Iange termijn driehoek. In deze driehoek zal besluitvorming plaats moeten vinden over de vervolgstappen om te komen tot ¡nvoering van Chroom (VI) vrije coatingsystemen. Waarbij als uitgangspunt geldt dat CLSK vervanging van chroom (VI) houdende coating voorstaat.

 

0

Schilder- en sluitwerkplaats vliegbasis Twenthe | Brief aan arbeidsinspectie 5 maart 1993

REFERTES

A – Brief Arbeidsinspectie nr. 9303583/Re/Le, d.d. 12 februari 1993.

1. Met referte heeft u het rapport aangeboden met uw bevindingen naar aanleiding van uw inspectie van de schilder- en spuitwerkplaats, hangar 17 op de vliegbasis Twenthe. U constateert een aantal tekortkomingen, die binnen 8 en 13 weken na dagtekening van uw brief dienen te zijn opgeheven. Ik zet echter enkele vraagtekens in de eerste plaats bij de gestelde termijnen en daarnaast bij een aantal door u genoemde tekortkomingen.

2. De schilder- en spuithangar is gebouwd in 1982. In 1980 is de ARBO-wet van kracht geworden als opvolger van de Veiligheidswet 1934. De Veiligheidswet was echter niet van toepassing op Defensie. Derhalve was de ARBO-wet in 1980 ook niet van toepassing op Defensie, tenzij bij Algemene maatregelen van bestuur (AMvB) anders was bepaald. Eerst met if gang van 1 juni 1985 is bij een AMvB het “ARBO-besluit Defensie” in werking getreden. Het Veiligheidsbesluit fabrieken of werkplaatsen (VBF) kwam tot stand op 19 november 1938 en is na invoering van de ARBO-wet order de werking daarvan gebracht. Derhalve kan Worden gesteld dat ook het VBF met if gang van l juni 1985 veer Defensie van kracht is geworden. Het Veiligheidsbesluit restgroepen (VBR) word pas per l September 1990 van kracht.

3. Op grand van het hiervoor genoemde ben ik van mening dat de tekortkomingen waarbij u verwijst naar het VBF en VBR niet binnen de door u gestelde termijnen behoeven te worden opgeheven. Ik kan u echter meedelen dat een renovatie en nieuwbouw van de schilder- en spuitwerkplaats van ruim 2 mln gulden gepland staat voor 1995.

4. Ten aanzien van de in het rapport genoemde tekortkomingen heb ik de volgende opmerkingen.

a. Ad. pt. 1. Nooduitgangen. De kantine zal Worden voorzien van een nooduitgang zoals reeds in een andere ruimte op de verdieping aanwezig is. De mengkeuken is in het nieuwbouwplan opgenomen en de verfopslag is reeds aangepast.

b. Ad. pt. 2. Toiletvoorzieningen. Het werkcentrum telt in totaal 10 arbeidsplaatsen. Het komt echter zelden of nooit voor dat ook 10 personen in het gebouw werkzaam zijn als gevolg van ziekte, verlof en werkzaamheden die elders op de basis moeten Worden verricht.

c. Ad. pt. 3. Daglicht. Van de werkzaamheden die in deze ruimte Worden uitgevoerd kan worden gesteld dat deze niet langer dan 2 uur aaneengesloten worden verricht, hetgeen maatgevend is veer de bepalingen veer daglicht en uitzicht.

d. Ad. pt. 4. Brandwerendheid. De hangar is voorzien van een branddetectie- en brandmeldsysteem. De bedrijfsbrandweer is 24 uur per dag en 7 dagen per week op de vliegbasis aanwezig/paraat.

e. Ad. pt. 5. Electrische installation. De voorbewerkingsruimte en mengkeuken zijn opgenomen in het nieuwbouwplan. Het is daarnaast niet duidelijk op welke punter de installation niet voldoet aan de normen.

f. Ad. pt. 6. Spuitruimte. Het aanpassen van de ventilatievoorziening zal met de renovatie Worden meegenomen omdat na onderzoek is gebleken dat eenvoudige aanpassingen niet mogelijk zijn, zoals u zelf ook hebt geconcludeerd in uw brief van 23 december 1987. Voor Wat betreft de scheidingswand ben ik van mering dat ook in neergelaten toestand de spuitruimte als élan ruimte moet Worden gezien in de zin van “brandcompartimentering”.

g. Algemeen. Gezien de hiervoor gemaakte opmerkingen bevreemdt het mi dat op geen enkele wijze het “redelijkerwijs” en het “redelijkheidscriterium” is toegepast.

5. Uw rapport is inmiddels aangeboden aan het Ministerie van Defensie in Den Haag, Directie Operation Koninklijke Luchtmacht (DOPKLu) en Directie Materieel Koninklijke Luchtmacht (DMKLu) . Vanwege de omvang van de renovatie en nieuwbouw wordt dit project door de Staf voorbereid. Ik zal het Program a van eisen t.z.t. aan u aanbieden ter beoordeling. In dit licht verzoek ik u de controle op de opheffing van de tekortkomingen te doer plaatsvinden na gereedkomen van de renovatie en nieuwbouw.